• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

Stichting VluchtelingkinderenStichting Vluchtelingkinderen

Voor burgers, door burgers. Kansen voor iedereen.

  • Home
  • Actueel
  • Portretten
  • Uit Nieuwsbrief
    • Sport en vluchtelingen
    • Eindelijk weer op eigen benen
  • De Stichting
    • Eurowinkel
    • Geschiedenis
    • Missie & Doel
    • Activiteiten
    • Wie zijn wij
    • ANBI-status
    • Jaarverslagen
    • Privacy
  • De Partners
    • De Inloop
    • Prima Perspectief
    • Repair Café
    • Taalcoaching Heuvelrug
  • Contact

Portretten

Taalcoaches gezocht: ’Het geeft zin aan je leven’

Maart 2020 – Hoe is het om een nieuwe taal te leren? En ook: wat betekent het om iemand daarbij te helpen?

Stel, je komt uit Iran. Je was op een punt gekomen dat je dacht: zo gaat het niet langer, we moeten hier echt weg. Uiteindelijk kom je met je man in Nederland terecht. Je wilt hier samen een nieuw bestaan opbouwen. Maar daarvoor moet je de taal van het land leren.

Of stel je voor: je bent gepensioneerd. Je hebt energie te over en daar wil je iets positiefs mee doen. Gevoel voor taal is je niet vreemd. Je weet wat het is om een andere taal onder de knie te krijgen. Je ziet bovendien dat mensen uit bittere noodzaak vertrokken zijn uit hun land en hier taalles nodig hebben. Je meldt je aan als vrijwilliger-taalcoach.

Baran Jowkari en Klaas Berghout

In de Eurowinkel in Driebergen ontmoet ik Baran Jowkari (37). Ze woonde in Shiraz, een grote stad in het zuiden van Iran. Ze werkte daar in de architectuur en als sportcoach. Ze is nu negen maanden in Nederland en woont met haar man in het AZC in Leersum en is vrijwilliger in de Eurowinkel. Daar doet ze ervaring op met het spreken in het Nederlands. ‘Dat is goed voor mij’, zegt Baran met een brede smile.

Baran wordt begeleid door Driebergenaar Klaas Berghout (82). Klaas is een van de ruim honderd taalcoaches die bij Taalcoaching Heuvelrug actief zijn. Anders dan dat getal doet vermoeden, is er nog steeds behoefte aan nieuwe taalcoaches. De vraag om taalbegeleiding overtreft het aanbod.

Baran en Klaas ontmoeten elkaar twee keer per week gedurende maximaal anderhalf uur. Ze werken in De Delerij of in de Bibliotheek. Klaas toont zich heel tevreden over Barans vorderingen. ‘Jij bent een ontzettend goede leerling’, zegt hij tegen haar, ‘je begrijpt het meteen’. Beiden vertellen me enthousiast over hun samenwerking. We spreken Nederlands met elkaar, langzamer dan gewoonlijk. Er wordt veel gelachen. Soms gaat het gesprek verder in het Engels, als het juiste Nederlandse woord even ontbreekt. Af en toe raadpleegt Baran het woordenboek op haar smartphone. Ze hecht eraan het Nederlands te oefenen, ook al vindt ze het heerlijk om af en toe met iemand in haar moedertaal te kunnen spreken.

Klaas was in zijn vorige woonplaats ook al betrokken bij de begeleiding van vluchtelingen die Nederlandse les kregen. Hij heeft ooit de opleiding MO-Engels gedaan. Ook al heeft hij vervolgens heel ander werk gedaan, hij heeft wel gevoel voor taalverwerving. In de loop van de tijd heeft hij al heel wat vluchtelingen geholpen om het Nederlands machtig te worden en zich hier thuis te voelen. ‘Het geeft zin aan mijn leven’, zegt hij over zijn werk als taalcoach. ‘Klinkt een beetje deftig, maar toch is het zo. Het is heerlijk om met vrijwilligers te werken. Je moet het wel graag willen, want anders houd je het niet vol’.

Klaas is zich ervan bewust dat vluchtelingen vaak getraumatiseerd zijn door hun vluchtervaring en wat daaraan voorafging. Zijn insteek is dat de taalles een leuke plek kan zijn waar de vluchteling even met iets totaal anders bezig is dan het eigen verhaal of de zorg over de aanvraag voor een verblijfsvergunning. ‘Die mensen zijn zo blij dat er iemand is die tijd voor hen heeft.’ Baran bevestigt dat helemaal. Ze legt uit dat ze veel aan haar hoofd heeft. De les met Klaas werkt ontspannend.

Baran laat het lesboek zien en leest een stukje voor, om haar vorderingen te laten zien. Klaas corrigeert de uitspraak met veel geduld. Vooral de Nederlandse ij-klank is een struikelblok. Aan de andere kant blijkt dat Baran vanuit haar moedertaal geen enkele moeite heeft met de Nederlandse sch-klank, waar veel andere buitenlanders juist problemen mee hebben. De grammatica vindt Baran nog wel moeilijk. Ze repeteert rijtjes, zoals het alfabet en ‘ik ben, jij bent, hij is…’.

Een extra moeilijkheid is het verschil in het schrift. Baran schrijft als voorbeeld haar naam in het Perzisch, van rechts naar links. Ze legt uit dat haar naam ‘regen’ betekent. In droog Zuid-Iran is regen zeer welkom. ‘In Nederland regent het teveel!’, lacht ze.

Het contact tussen taalcoach en nieuwkomer helpt niet alleen om vertrouwd te raken met de Nederlandse taal, maar ook met gewoonten uit het dagelijks leven. De actualiteit kan een rol spelen bij de taaloverdracht.

De integratie van de nieuwkomer wordt door het werk van de taalcoach bevorderd. Als vrijwilliger kan iedereen daaraan bijdragen, zonder een opleiding voor het taalonderwijs. Ook al is Taalcoaches Heuvelrug een vrijwilligersorganisatie en geen onderwijsinstelling, voor nieuwkomers zijn de vrijwilligers prima buddy’s. Klaas en Baran tonen dat.

Meer informatie voor nieuwe taalcoaches: www.taalcoachingheuvelrug.nl

(tekst en foto’s: André Droogers)


‘Veel mensen hebben geen idee van de omvang van onze activiteiten’

December 2019 – Aan het eind van een boekjaar stelt elke penningmeester zich een aantal vragen. Hoe is het gegaan dit jaar? Wat kwam binnen en wat ging eruit? En is het geld verantwoord besteed? Terugkijkend op 2019 heeft Frans van Es, penningmeester van de Stichting Vluchtelingkinderen (Driebergen), reden tot tevredenheid. Er is voldoende geld binnengekomen om flink wat nieuwkomers te kunnen helpen.

De Eurowinkel aan de Oranjelaan in Driebergen is de voornaamste bron van inkomsten voor de Stichting Vluchtelingkinderen. De meeste artikelen – vooral kleding, boeken en CD’s/DVD’s – zijn erg laag geprijsd, eigenlijk een symbolische vergoeding, niet de reële waarde. Bij zo’n lage prijs moet je maar afwachten of er voldoende binnen komt om alle doelstellingen te kunnen verwezenlijken.

Gelukkig is er goed nieuws te melden. Er wordt dit jaar voor ruim anderhalve ton (€ 150.000) omgezet. Dat zegt iets over de klandizie, maar natuurlijk ook over de ruime inbreng van gebruikte artikelen. Er moet wel iets te kopen zijn.

Inbreng en verkoop getuigen van het vertrouwen dat mensen hebben in de Stichting en haar Eurowinkel. “We hebben een hoge gunfactor bij de mensen op de Heuvelrug”, zegt Van Es. Om dat zo te houden, streeft hij maximale transparantie na, zeker omdat het om veel geld gaat. Goede voorlichting is absoluut nodig. ”Veel mensen hebben geen idee van de omvang van onze activiteiten”.

Een deel van de inkomsten betreft donaties, soms met een familiefeest als aanleiding. De feestvarkens vragen dan als cadeau een bijdrage aan het werk van de Stichting. Dat levert regelmatig mooie bedragen op, soms geoormerkt voor een concrete bestemming van het geld. Zo was een recente schenking bestemd voor de aankoop van een aantal laptops, te gebruiken door asielzoekers die een opleiding volgen.

Frans van Es, penningmeester Stichting Vluchtelingkinderen, zit veel achter de computer.

Het schoolgeld voor opleidingen is sowieso de grootste uitgavenpost. Zolang hun procedure loopt, zouden asielzoekers zich stierlijk vervelen als ze niet de mogelijkheid kregen zich intussen te bekwamen. Of ze nu uiteindelijk mogen blijven of terug moeten, de wachttijd is dan niet voor niets geweest. De Stichting draagt ook bij in de reiskosten naar de opleidingsschool of de stageplaats, met name vanaf het AZC in Leersum, naar Utrecht en Amersfoort.

Een andere grote post betreft kosten in verband met gezinshereniging. Daarin wordt samengewerkt met Vluchtelingenwerk Nederland dat actief is in het AZC. Gezinshereniging is essentieel voor een geslaagde integratie. De kosten betreffen vooral leges en vertaling van documenten. Verder wordt een kleine bijdrage geleverd aan de reiskosten van de familieleden die overkomen.

De Eurowinkel is een leer-werkbedrijf waar gemiddeld per dag zes statuszoekers en statushouders als vrijwilliger ervaring opdoen en de Nederlandse taal oefenen door contacten met de klanten in de winkel. Zo hebben ze een zinnige dagbesteding. Om hun onkosten te dekken krijgen ze een toelage van € 20 per dag. Bij elkaar levert dat een stevige kostenpost op.

Een apart deel van het financiële plaatje betreft een pilot-project dat de Gemeente Utrecht bij de Stichting Vluchtelingkinderen heeft ondergebracht. Het gaat om de opvang van ongeveer twintig dakloze en uitgeprocedeerde asielzoekers in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Eerder bestond daarvoor de ‘bed-bad-broodregeling’, nu de LVV-regeling, Landelijke VreemdelingenVoorziening, die werkt in vijf grote steden in Nederland. De subsidie dekt in dit geval de kosten.

Hoewel Van Es een tevreden penningmeester is, geeft hij ook wel blijk van zorg om de toekomst. Er zijn teveel onzekere factoren in het spel, waardoor resultaten, in het verleden behaald, ook in dit geval geen garantie voor de toekomst bieden. Wat wel te voorspellen is: de hoogte van de vaste lasten. Zo is het gebouw van de Stichting, De Delerij, gefinancierd met een lening, waarvoor 20 jaar lang rente en aflossingen moeten worden betaald.

Gevraagd naar zijn motivatie om als vrijwilliger veel werk voor de Stichting te verzetten, vertelt Van Es dat hij van huis uit heeft meegekregen dat je iets doet voor de samenleving. Zijn vader deed destijds al veel vrijwilligerswerk. ‘Het zit in mijn genen’, zegt Van Es. Toen hij in 2017 met pensioen ging, kwam er meer tijd voor vrijwilligerswerk. Die tijd wordt ook besteed aan Sportvereniging Spirit en aan PUM, een organisatie die seniorexperts voor korte adviesreizen uitzendt naar ontwikkelingslanden. Zo was Van Es recent twee weken in Burkina Faso.

(tekst en foto: André Droogers)


Gezinshereniging vergemakkelijkt integratie

November 2019 – Stel je voor: je bent net afgestudeerd als landbouwkundig ingenieur. Tijdens de studie heb je je partner gevonden, ook een landbouwkundig ingenieur. Zij en jij behoorden wat de tentamencijfers betreft tot de betere studenten. Je bent samen getrouwd en je vrouw is zwanger. De toekomst ligt open.

En dan breekt er een burgeroorlog uit in je land. Je loopt gevaar vanwege je opvattingen. Het dringt langzaam maar zeker tot je door dat je moet vluchten. Maar je vrouw is zwanger. Wat is wijsheid?

Jullie besluiten dat jij alleen wegvlucht. Je kunt dan verkennen wat de mogelijkheden zijn. Je vrouw gaat tijdelijk bij haar ouders wonen.

Een half jaar later bevind jij je in Nederland. Je hebt al vijf AZC’s van binnen meegemaakt. Je mag blijven. Dan komt het bericht dat je vrouw bevallen is van een dochter.

Het duurt dan nog bijna een jaar voordat de aanvraag voor gezinshereniging wordt goedgekeurd. De dag dat je vrouw en dochter in Nederland aankomen, zul je je altijd blijven herinneren. Je bent eventjes de gelukkigste mens op aarde.

Weer een paar jaar later woon je met je gezin in een flat. Jij en je vrouw hebben intussen drie kinderen. In je land gaat de oorlog door. Je moet het droeve bericht verwerken dat je vader en een broer zijn omgekomen in de oorlog. Hun foto’s hang je aan de muur van je flat.

Intussen weet je ook dat je in Nederland met je ingenieursdiploma niet aan het werk komt. Je kijkt waar behoefte aan is en volgt een nieuwe studie, in de elektronica. Ook je vrouw begint aan een nieuwe opleiding. Zij kiest voor zorg en welzijn.

De vluchtelingen in dit verhaal zijn Syriërs. Hij heet Ebrahim Al Sermani (27) en woont in Couwenhoven in Zeist, samen met zijn vrouw, Lamis Alshiek (29), en hun drie kinderen, Ria, Mohammed en Soha (4, 2 en 0 jaar oud).

De laatste jaren zijn Ebrahim en Lamis begeleid door vrijwilligers van de Stichting Vluchtelingkinderen. Voordat hij aan zijn nieuwe studie kon beginnen, heeft Ebrahim ruim een jaar gewerkt in de Eurowinkel in Driebergen.

Een van zijn begeleiders was Theo Nederstigt. Theo benadrukt het belang van gezinshereniging, ‘vooral voor een goede integratie in de Nederlandse samenleving. Ik zou haast zeggen dat dit een basisbehoefte is voor een succesvolle integratie. Met een gezin dat achtergebleven is in erbarmelijke omstandigheden, ergens in een oorlogsgebied of een vluchtelingenkamp in een ander land, is het menselijkerwijs niet mogelijk om goed te integreren. Als we kunnen helpen, doen we het.’

Ruud Kooring, van Vluchtelingenwerk Nederland, is vrijwilliger in het AZC in Leersum. Hij bevestigt het belang van gezinshereniging. Het is wel een zaak van geduld. Pas als een vluchteling een verblijfsvergunning heeft, kan gezinshereniging aangevraagd worden. Ruud laat de vele bladzijden zien van het formulier dat dan ingevuld moet worden. Met de vereiste bijlagen erbij vormt dat een omvangrijk dossier. De aanvrager wordt bijna letterlijk het hemd van het lijf gevraagd. “Wanneer heeft u uw partner leren kennen? (dag, maand, jaar)”. Soms is DNA-onderzoek nodig omdat geboorteaktes ontbreken. Ruud en zijn collega’s helpen bewoners van het AZC bij het invullen van het formulier.

Voor de partner en minderjarige kinderen is er een redelijke kans de aanvraag toegewezen te krijgen. Ruud vertelt dat voor Syriërs in negen van de tien gevallen er een positieve reactie komt vanuit de IND. Daarbij speelt mee dat de achterblijvers intussen vaak naar kampen in buurlanden zijn gevlucht om buiten oorlogsgebied te komen.

Wanneer ook grootouders bij de gezinshereniging horen, ligt de slaagkans ingewikkelder. In de landen van herkomst is de drie-generatiefamilie vaak standaard en zijn grootouders aangewezen op zorg door hun kinderen. Bovendien passen ze op de kleinkinderen als de beide ouders werken.

Een apart probleem is de dekking van de onkosten van gezinshereniging. Dat begint al bij de aanvraag. Wordt die gehonoreerd, dan komen nog de reiskosten aan de orde. Statushouders dragen zelf een aanzienlijk deel van de totale kosten. De Stichting Vluchtelingkinderen springt vaak bij.

Soms duurt de procedure voor gezinshereniging zo lang dat de aanvrager al lang niet meer in het AZC woont en intussen zelf ergens huisvesting heeft gekregen. Komt het gezin, dan moet er naar grotere woonruimte uitgekeken worden.

Ebrahim en zijn gezin wonen nu nog pas drie maanden in een flat die op hun gezinsgrootte berekend is. Hij en zijn vrouw werken hard aan hun nieuwe toekomst. De taal is daarbij een eerste vereiste. Ebrahim beheerst het Nederlands al zo dat hij er grapjes in kan maken. Als we met elkaar koffie drinken – Syrische met een heerlijke kardemomsmaak – heft hij zijn kopje en zegt, breed lachend, ‘Drink smakelijk!’.

(tekst: André Droogers)


Vahid Etemadi – ’zomaar’ een vluchteling?

Juli 2019 – Op een mooie zomermiddag praat ik met Vahid op het binnenplaatsje achter De Delerij. In best goed Nederlands vertelt hij me zijn verhaal. Een portret van zomaar een vluchteling. Of toch niet ‘zomaar’ een vluchteling?

Vahid (1990) is sinds 2014 in Nederland. Zijn procedure bij de IND loopt nog. Intussen is hij al drie jaar vrijwilliger bij Abrona in Huis ter Heide, een instelling voor mensen met een geestelijke beperking. Zo brengt hij bewoners met de rolstoel naar verschillende plekken waar activiteiten worden aangeboden. Ook gaat hij wandelen met bewoners en helpt hij hen bij de maaltijden. Zijn begeleiders prijzen zijn inzet. ‘Ik ben blij. Ik hou van het werken met bewoners van Abrona’. Hij wil graag een opleiding volgen in de zorg. Als hij zijn status krijgt, kan hij bij Abrona zo aan de slag. Ook buiten Abrona zet Vahid zich in voor vrijwilligerswerk. Via zijn begeleiders hielp hij mee bij verhuizingen, door te sjouwen en schilderwerk te verrichten.

Vahid is afkomstig uit een dorp in Noord-Afghanistan. Hij was daar kleermaker. De oorlog met de Taliban was indirect aanleiding voor zijn vlucht. ‘Kijk, in een dorp in Afghanistan moeten eigen mensen Kalasjnikovs hebben, tegen de Taliban. Maar die mensen zijn soms voor de regering, soms voor de Taliban. Ze zijn heel gevaarlijk. Door die mensen kreeg ik een probleem. De dochter van een van hen werd mijn vriendin, maar dat mocht niet. Haar broer dwong me te vertrekken. Als ik niet weg ging, zou hij mij doden.’

Vahid vertrok naar buurland Iran waar dezelfde taal wordt gesproken. Via Turkije kwam hij uiteindelijk in Nederland terecht. De reis kostte hem veel geld. Hij heeft geen contact meer met zijn familie. Wel heeft hij een broer in Duitsland. Door zijn ervaringen is Vahid een tijd depressief geweest. Hij krijgt nog steeds psychologische hulp.

Vahid is tijdens zijn verblijf in Nederland christen geworden. In Afghanistan was hij moslim zoals iedereen, maar hij was geen trouwe bezoeker van de moskee. Ook hield hij zich niet altijd aan de Ramadan-vasten. ‘In Afghanistan had ik geen keuze, hier wel’, zegt hij. Hij heeft een Bijbelcursus gedaan, is gedoopt en gaat naar de kerk. Hij weet dat zijn stap een eventuele terugkeer bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt. Zijn christelijke overtuiging inspireert hem om mensen te helpen, zegt hij. ‘Christelijke mensen gaan mensen helpen, snap je?’

Tekst en foto: André Droogers


Theo Nederstigt: ’Het zijn mensen’

April 2019 – Gelauwerde Theo Nederstigt over zijn vrijwilligerswerk bij de Stichting Vluchtelingkinderen

Ter gelegenheid van Koningsdag 2019 kreeg Theo Nederstigt vanwege zijn vele verdiensten een lintje. Theo is een van de oprichters van de Eurowinkel in Driebergen en nog altijd actief in de opvang van vluchtelingen. Toen hij dit interview gaf, wist Theo uiteraard nog niets van een koninklijke onderscheiding, maar de verwachte toekenning was mede aanleiding om hem te vragen naar zijn levensgeschiedenis en vooral zijn bemoeienis met vluchtelingen.

Ontwikkelingswerker

Een leven lang actief voor vluchtelingen, dat typeert Theo Nederstigt (Haarlem, 1939). Al op 18-jarige leeftijd sloot hij zich aan bij de Internationale Bouworde, een katholieke organisatie die activiteiten ontplooide voor vluchtelingen in Duitsland en Oostenrijk. Nu hij bijna 80 is, ziet hij nog steeds de noodzaak. ‘Er zijn nog altijd organisaties, met name hier in Nederland… ik weet niet wat die in hun oren hebben, hoor. Mijn vrouw zou zeggen: “Die hebben een banaan in hun oor” (lacht). Die horen niet wat er aan de hand is.’

In 1962 vertrok Theo na een studie bouwkunde naar Congo, waar hij een katholiek trainingscentrum opzette voor vrijwilligers. Toen etnisch geweld oplaaide, raakte Theo betrokken bij de opvang van vluchtelingen. Voor hun huisvesting werd een woningbouwcoöperatie opgezet, met een grote mate van zelfredzaamheid. Tot 1975 zette Theo zich in Congo in voor de vorming van andere coöperaties en het opzetten van een koepelorganisatie.

Terug in Nederland ging Theo bij de Vastenactie in Zeist werken. Hij vond in Sjaan Verdegaal zijn levenspartner. Samen hebben ze vier kinderen, waarvan één geadopteerd uit Congo. In de loop van de jaren waren regelmatig pleegkinderen met een vluchtelingenachtergrond bij hen te gast.

Theo was bij de Vastenactie verantwoordelijk voor projecten in Afrika en bleef dat toen diverse katholieke organisaties samengingen in Cordaid. Daar werkte hij tot zijn pensionering. Tot zijn taken behoorde het geven van trainingen voor partnerorganisaties van Cordaid en andere medefinancieringsorganisaties. Zijn Congolese ervaring met coöperaties kwam te pas bij het geven van cursussen voor leiders van niet-gouvernementele organisaties die vanuit Nederland gesteund werden.

Vrijwilliger

Na zijn pensionering bezochten Theo en Sjaan een keer de Nacht van de Vluchteling in Zeist. Daar raakten ze in gesprek met mensen van Vluchtelingenwerk in Leersum. Die hoorden van Theo’s ervaring in Congo en vroegen hem om een keer met een Congolese vluchteling te praten. Deze man was zo getraumatiseerd dat hij helemaal niets meer zei. Theo vertelt: ‘Nou goed, ik kwam die man tegen en toen zei hij wel zijn naam. O, zei ik, dan kom jij uit Losambo! Toen keek hij mij aan. “Nee, ik niet, mijn vader!”. Dat iemand in Nederland zijn familienaam thuis kon brengen, verbrak zijn stilzwijgen en de man begon zijn verhaal te vertellen. Uiteindelijk is hij goed terecht gekomen.’

Dat was Theo’s eerste ervaring als vrijwilliger met het vluchtelingenwerk in Nederland. Hij bleef meedoen en begeleidde vooral Franstalige vluchtelingen. Dat hij ook een van de Congolese voertalen spreekt, hielp daarbij.

Eurowinkel

Het viel Theo op dat jongeren zodra ze achttien werden, niet meer naar school mochten.
‘Die liepen zich in het AZC stierlijk te vervelen en werden lastig. Ik zei: “Daar moeten we iets aan doen”. In diezelfde tijd ontving de pastoor in Doorn veel kleding voor vluchtelingen. Hij gooide die op één grote hoop en nodigde vluchtelingen uit om daaruit te zoeken wat ze nodig hadden. Dat moest anders. Samen met de coördinator van Vluchtelingenwerk toen, Cees van den Broek, bezorgden we de pastoor rekken en hangertjes. Toen stuurden we vluchtelingen naar hem toe om die boel te sorteren. Maar die moesten wel heen en weer reizen. Dus bedachten we: om de kosten te dekken, vragen we voor elk kledingstuk dat vluchtelingen kiezen 1 Euro. Nou, dat liep zo goed dat we geld overhielden. Toen zeiden Kees en ik: dan kunnen we met dat geld ook wel die jongeren die zich lopen te vervelen naar school sturen. Kees zorgde dat het geld binnen kwam en ik dat het weer uitgegeven werd (lacht).’

Het aanbod van kleding bleek veel groter dan nodig was voor de vluchtelingen en zo ontstond het idee van de 1-Euro-winkel. Daar kon iedereen komen. Dat leverde geld op. ‘Met de opbrengsten van de 1-Euro-winkel stonden we in voor de kosten die die vluchtelingen op school moesten maken. Reiskosten, boeken en andere onkosten. Zo zijn we begonnen’.

De winkel zat antikraak in panden die tijdelijk leeg stonden. Gaandeweg vond een ‘zwaan-kleef-aan’-proces plaats van activiteiten die op een of andere manier met de begeleiding van vluchtelingen te maken hadden, zoals taallessen en stagebemiddeling. Nu is de Eurowinkel definitief gehuisvest in De Delerij aan de Oranjelaan in Driebergen, de voormalige Christelijk-Gereformeerde kerk. Daar zitten verwante organisaties bij elkaar. Zonder de steun van de plaatselijke gemeenschap en allerlei fondsen was dit niet mogelijk geweest.

Begeleiding

Theo en zijn collega’s besteden veel tijd aan de begeleiding van vluchtelingen. Deels gaat het om mensen van wie de aanvraag nog loopt, deels om mensen die niet mogen blijven, maar ook nog niet weg kunnen. In het laatste geval is er nogal eens aanleiding om beroep aan te tekenen tegen de genomen beslissing. Van geval tot geval wordt nauwkeurig bekeken welk traject gevolgd moet worden.

‘Soms zijn er mensen, die zitten op school, die krijgen op een gegeven moment een negatieve beslissing van de IND. Die moeten dus het AZC uit, terug naar hun eigen land. Dat lukt vaak niet. Ondertussen zitten ze wel op school en leren dus een beroep. Dan proberen we ze toch weer terug in een procedure te krijgen en op school te houden.’

‘Bijvoorbeeld X, komt uit Kameroen. Is slachtoffer van mensenhandel. De IND twijfelt daaraan. Hij zat in het AZC. We hebben hem naar de Internationale Schakelklas (ISK) gestuurd, om Nederlands te leren. Vandaar is hij overgestapt naar een opleiding in de zorg. Die heeft ondertussen vier jaar een opleiding in de zorg gehad. Is tegen een aardig meisje aangelopen, en is daarmee getrouwd. Ze hebben nu een kind. Hij is gediplomeerd, kan zo aan de slag in de zorg, maar heeft nog steeds geen papieren. Naar Kameroen kan hij ook niet. Om zulke gevallen gaat het.’

Vaak kunnen niet alle documenten verkregen worden die de IND vraagt. Dat maakt het moeilijk om statuszoekers toe te laten, maar het betekent ook dat zij niet terug kunnen. Ze zitten tussen wal en schip. Theo en zijn collega’s doen hun uiterste best om, met hulp van advocaten, documenten op te vragen, maar dat is niet altijd eenvoudig. Hoe krijg je bijvoorbeeld een geboortebewijs uit een land als Afghanistan? Zelfs als het te regelen is, komt vervolgens het probleem het veilig hier te krijgen. Daar zitten kosten aan. Die worden gedekt vanuit de winkel, dankzij de kleding en de boeken.

Een apart geval vormen de zogenaamde LHBT-ers die vanwege hun seksuele geaardheid op de vlucht zijn gegaan. Het is niet altijd eenvoudig bewijsstukken aan te leveren. ‘Zulke mensen praten er ook niet gemakkelijk over, en als ze al wel praten, worden ze niet op hun woord geloofd. Verschillende keren lukte het ons de nodige stukken boven tafel te krijgen. Zulke mensen gaan dan weer terug de procedure in, ondanks de eerdere afwijzing.’

Het werk is ingewikkeld en het is niet altijd gemakkelijk gemotiveerd te blijven. ‘Soms zeg ik wel eens, nou, ik heb er eigenlijk wel genoeg van. Maar ja, goed, het zijn mensen met wie je te maken hebt, toch? Het zijn allemaal individuen, iedereen is anders.’ Sjaan: ‘Aan de andere kant wordt het nu wel tijd dat je het stokje doorgeeft. Want het is wel veel.’

Succesverhalen

Dat er regelmatig succesverhalen te vertellen zijn, is belangrijk om gemotiveerd te blijven. ‘Zo had Y hier een opleiding gevolgd, gediplomeerd en wel, elektricien, erg populair bij allerlei bazen die hij gehad heeft, waar hij stage gelopen heeft. Hij kon gelijk aan de slag, maar hij kreeg geen status. Toen kwam er een andere president in zijn land. Ik zei: “nou, nu zal het toch wel weer veilig zijn”. Hij bellen met zijn vader daar, dat gaat tegenwoordig zo gemakkelijk. Via de app bel je voor niks. Maar goed, we hebben hem dus gemotiveerd gekregen om te zeggen: “ik ga dan toch maar weer terug”. Ik zeg: “waarom zet je daar dan geen elektriciteitsbedrijf op? Je hebt alle diploma’s, je hebt ervaring opgedaan.” “Ja maar, hoe moet ik dat doen?” Toen hebben wij dus geld gezocht om de nodige inrichting te kopen, en hij is vertrokken met een autootje en alle materialen die hij nodig zou hebben. Laatst had ik hem nog aan de lijn en toen vertelde hij dat hij al met twee klussen bezig is bij nieuwbouwwoningen.’

Een van de vroegste voorbeelden van een geslaagde terugkeer naar het land van herkomst, betreft een Congolese vluchteling. Theo had daarbij het voordeel van zijn eigen werkervaring in Congo. ‘Hoe kon hij het beste weer teruggaan? Ik zeg: “waarom begin je geen bedrijfje daar?” “Ja, maar wat?” Ik zeg, het was mooi weer: “ijscoboer” (lacht). O ja, dat leek hem wel wat. En toen is hij naar de banketbakkersschool gegaan in Wageningen, en daar heeft hij ijs leren maken. Met hulp van anderen heeft hij een oude ijsmachine op de kop weten te tikken. Daar is hij mee vertrokken naar Congo. Samen hadden we gekeken wat een goeie plek was in de hoofdstad Kinshasa om een ijssalon op te zetten. Ik ken die stad. Hij zit nu bij een busstation waar veel mensen overstappen. Hij verkoopt daar onder andere ijs met de naam boerenjongens (lacht). Heeft nog in de Volkskrant gestaan, een correspondent die dat ontdekte. Dat is dan wel grappig. Hij heeft nu twaalf man in dienst, die lopen allemaal met zo’n bak voor hun buik ijsjes te verkopen in de stad.’

Herkansen

Als de IND mensen afwijst, soms na jaren, bekijken Theo en zijn collega’s met de betrokkene of dat terecht was. Sjaan tegen Theo: ‘Jij vindt het ook wel heel leuk om de mazen in het net op te zoeken, en dat lukt nog weleens. Dat hebben jullie vanaf het begin gedaan, jij en Cees van den Broek.’ Niet onbelangrijk is dat de begeleiders vanuit de Stichting als vrijwilligers een andere relatie hebben met de vluchtelingen dan de ambtenaren van de IND. Ze kennen hen op een veel persoonlijker manier. Theo: ‘Mijn grijze haren, ik ben ouder, dat scheelt ook.’ (lacht). Anderzijds herkent hij sneller verhalen die niet kloppen. Sommige vluchtelingen bleven daarom weg na een eerste contact. Ook die kant zit aan het begeleidingswerk.

Nogal eens komen aspecten naar voren die de IND over het hoofd ziet. ‘Eigenlijk doen wij vaak het werk dat IND niet gedaan heeft. Het vraagt ook echt wel veel geduld. Zo zat Z, uit Afghanistan, in een AZC hier in de buurt. Hij zat al op school, maar was op een gegeven moment uitgeprocedeerd. Goed, als je dan die jongen een beetje beter leert kennen, dan zeg je: er is iets aan de hand. Hij had een psychisch probleem. Na de afwijzing moest hij naar Ter Apel in afwachting van uitwijzing. Maar daar zeiden ze dat hij terug moest naar het AZC waar hij vandaan kwam. Daar was de reactie: we hebben jou uitgeschreven en we laten je er niet meer in. Dus stond hij op straat. Toen belde hij ons. Opeens ben je het enige aanspreekpunt voor zo iemand. Op een zaterdag. Niemand te bereiken natuurlijk. “Nou ja, dan blijf je maar even hier in huis.” Maandag overal gebeld, nou niks. Dat heeft tien weken geduurd. Heeft hij hier in huis gezeten. Toen aangetoond was dat hij echt een psychisch probleem had, kon hij op basis daarvan weer terug in de procedure. Dat hadden ze bij de IND dus eerst niet gezien, later wel. Hij heeft nu een status, hij kan weer naar school, er kan weer van alles gebeuren.’

Thuisfront

Als dingen grondig misgaan, zoals in dit geval, betekent het vrijwilligerswerk voor Theo en Sjaan dat ze soms vluchtelingen in hun huis opnemen omdat de overheid geen opvangmogelijkheid biedt. Sjaan: ‘Ze zijn ook wel vaak hier thuis geweest of komen binnengewandeld. Dat is nog zo. Sommigen komen mee-eten of een spelletje spelen, ook als ze al de status hebben of werk. Of als ze niet weten hoe ze een formulier moeten invullen, zoals voor de belastingen.’ Wat in De Delerij gebeurt, klinkt thuis zo door. Voor Theo is Sjaan een nuttig klankbord. ‘Gelukkig wel’, zegt hij, ‘je doet het niet alleen hoor, dat is wel heel zeker’.

Theo’s recept voor integratie? ‘Snel invoegen, door scholing en werk. Niet jarenlang laten rondhangen. Dan leren ze alleen maar niks doen en de kantjes ervan aflopen. Je moet beneden aan de ladder beginnen, bij de werkvloer. De Euro-winkel is zo’n leerplek voor vluchtelingen. Ze leren verantwoordelijkheid, op tijd komen. Daar begint integratie.’

(tekst en foto’s: André Droogers)

Primaire Sidebar

Nieuws

  • 7 miljoen vrijwilligers

    7 miljoen vrijwilligers

    2 december 2020
    Kijk op: https://vrijwilligerswerk.nlLees meer »
  • Vluchtheuvel 2

    Vluchtheuvel 2

    16 november 2020
    14 november is het 2e nummer van de Nieuwsbrief Vluchtheuvel verstuurd. Via deze link kunt u hem online bekijken.Lees meer »
  • Zaterdag 20 juni Wereldvluchtelingendag

    Zaterdag 20 juni Wereldvluchtelingendag

    18 juni 2020
    Corona belemmert de organisatie van publieksactiviteiten op Wereldvluchtelingendag. Maar de sociale media bieden uitkomst. Door enkele instanties en personen op de Utrechtse Heuvelrug is een internetprogramma bedacht, met multiculturele bijdragen. Onder de noemer ‘Talentering TV’ wordt de plaatselijke rijkdom aan uiteenlopende talenten getoond. Zo zal een digitaal samengesteld koor het …Lees meer »
  • Supermarktbonnen voor benadeelde AZC-bewoners

    Supermarktbonnen voor benadeelde AZC-bewoners

    29 januari 2020
    Januari 2020 – Vertegenwoordigers van de Stichting Vluchtelingkinderen hebben supermarktbonnen uitgereikt aan nieuwkomers in het AZC in Leersum. De IND zou hun asielaanvraag moeten behandelen, maar heeft grote achterstand. Als noodmaatregel is bepaald dat wie nu binnenkomt pas over 14 tot 18 maanden met de procedure mag beginnen. Net als …Lees meer »
  • GEZOCHT: Bestuursleden

    GEZOCHT: Bestuursleden

    2 december 2019
    December 2019 – Stichting Vluchtelingkinderen in Driebergen begeleidt jonge asielzoekers. Die worden geholpen bij hun integratie in de Nederlandse samenleving, onder andere door begeleiding, financiering van opleidingen, juridische ondersteuning en het aanbieden van zinvol vrijwilligerswerk. De kosten worden grotendeels gedekt uit de opbrengsten van de Eurowinkel in Driebergen, maar ook …Lees meer »

Footer

Adres

Stichting Vluchtelingkinderen
De Delerij
Oranjelaan 73
3971 HE  Driebergen

KvK: 30220848
Bank: NL 85 RABO 0129 8604 76
info@vluchtelingkinderen.nl

Volg ons ook op:

  • Facebook
  • Google+
  • Twitter

Confluence Media Webdesign Driebergen